Witvlakvlinderrups

De rups van de witvlakvlinder (Orgyia antiqua) is te herkennen aan zijn harige uiterlijk en de lange, borstels op zijn rug. De rupsen zijn vaak felgekleurd met een mix van zwart, geel en rood. Ze kunnen voorkomen van mei tot september en voeden zich met een breed scala aan planten, waaronder wilgen, prunussoorten, meidoorns, bramen en frambozen.
Leefwijze:
Waardplanten: De rupsen voeden zich met bladeren van diverse bomen en struiken, zoals wilgen, prunussoorten, meidoorns, bramen en frambozen.
Belangrijk:
De rupsen kunnen bij aanraking huidirritatie veroorzaken.
Voorkomen: De rupsen zijn te vinden van mei tot september. Overwintering: De rupsen overwinteren als ei in legsels op de cocon van het vrouwtje of op nabijgelegen objecten. Verpopping: De volgroeide rupsen spinnen een losse cocon, waarin ze zich verpoppen. Jonge rupsen zijn feller gekleurd dan oudere rupsen, wat mogelijk een vorm van schrikkleur is, aldus Wikipedia. De vrouwtjes blijven na de verpopping in de cocon en leggen daar hun eitjes.